De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) is al enkele jaren bezig om de bekostiging van zorg eHealth-proof te maken. De bekostiging zou geen belemmering mogen zijn voor grootschalige inzet van digitale zorg. Over of wijzigingen in bekostiging effect op de inzet van eHealth door zorgverleners hebben, verwacht de NZa voor de zomer meer over te kunnen vertellen wanneer de declaratiedata uit ziekenhuizen meer compleet is.
In Nederland bepaalt de Nederlandse Zorgautoriteit de productomschrijving van alle zorg, van fysiotherapie-behandelingen tot geboortezorg, van DBC’s in ziekenhuizen tot zorg en ondersteuning aan huis. Daarnaast bepaalt de NZa voor een deel van de zorgproducten het prijskaartje. Dat prijskaartje en de omschrijving van de geleverde zorg heet in NZa jargon een prestatie, en die wordt zo veel mogelijk generiek omschreven. De prestaties komen tot stand in overleg met de Nederlandse zorg-brancheorganisaties. De zorgverleners bepalen vervolgens zelf, via hun brancheorganisaties of wetenschappelijke verenigingen, wat zij goede zorg vinden en hoe die geleverd moet worden.
“Bekostiging en financiering werden de afgelopen jaren soms gezien als een struikelblok voor het opschalen van eHealth en zorginnovaties. Dat las je in rapporten of bijvoorbeeld de eHealth monitor van Nictiz terug, en hoorden we bij werkbezoeken en uit het veld”, zegt Bernard Creutzburg, projectleider Digitale zorg bij de NZa. “Daar wilden we wat aan doen. Als je niet dagelijks met tarieven en zorgprestaties werkt, geloof ik best dat de beleidsregels niet direct makkelijk zijn te lezen. Die complexiteit hebben we in de Wegwijzer bekostiging e-health geprobeerd eruit te halen.” Die wegwijzer werd in 2017 voor het eerst uitgegeven. In juni dit jaar verschijnt een nieuwe editie.
Lang of kort consult
De NZa wil steeds meer beleid toetsen door proactief met zorgverzekeraars en brancheorganisaties van bijvoorbeeld apothekers, fysiotherapeuten, huisartsen en psychologen te praten, en zo knelpunten te ontdekken, zegt Creutzburg. “Met de huisartsen hebben we bijvoorbeeld jaren geleden de prestatie voor het e-mail consult in de huisartsenzorg beschreven. Huisartsen konden daarmee een vorm van e-consults declareren. Toch hoorden we terug dat dit niet zo werd ervaren en gebruikt door huisartsen.” Het beleid is in samenwerking met zorgaanbieders aangepast per 2019. Daardoor vervalt het onderscheid tussen telefonisch en e-mail consult bij de huisarts dit jaar. “Door in gesprek te gaan willen we de ervaren belemmeringen bij zorgverleners rond de bekostiging van eHealth wegnemen.”
eHealth in de GGZ
De prestaties die de NZa stelt zijn algemeen beschreven: de zorgautoriteit bepaalt bijvoorbeeld niet welke behandelvorm of welke apparatuur een zorgverlener moet gebruiken. “De hoofdlijn is dat er veel ruimte is bij prestaties. Neem de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) als voorbeeld. De GGZ heeft geen speciale prestatie voor eHealth, terwijl er op dit moment gebruik wordt gemaakt van apps, digitale dagboeken en websites voor blended hulpverlening. Dat vind ik juist het aardige: wij zeggen er als NZa niets over in de prestaties voor de GGZ, en eHealth komt daar van de grond.”
Waar in de GGZ-prestaties eHealth niet expliciet vernoemd wordt, hebben de huisartsenzorg en tweedelijnszorg wel specifieke bekostigingsregels bij de medisch-specialistische zorg en de huisartsenzorg, bedoeld om goede eHealth-toepassingen te stimuleren. “Te strakke productomschrijvingen of prestaties kunnen ook belemmerend werken. Dat zien we bijvoorbeeld in de langdurige zorg (Wlz) waar een aantal specifieke prestaties zijn om de inzet van zorgtechnologie te stimuleren. Er komt voor zorginstellingen en bij ouderen thuis steeds meer techniek beschikbaar. Door de prestaties in de Wlz te specifiek te omschrijven, sluit je mogelijk bepaalde zorg uit, bijvoorbeeld sensoren voor thuis, volg-technologie of sensoren voor incontinentie. Tegelijk is er veel ruimte in de bestaande algemene prestaties om bestaande zorg te vervangen door nieuwe innovatieve vormen van zorg. We gaan hier dan ook naar kijken in overleg met brancheorganisaties.” Kortom: door de NZa vastgestelde prestaties zouden idealiter een kader moeten scheppen en tegelijkertijd ruimte moeten geven voor technologische ontwikkelingen en innovatie.
Meer ruimte voor zorg op afstand
Per 2018 kregen medisch specialisten al meer ruimte om herhaalconsulten op de poli via mail, telefoon of screen-to-screen op dezelfde wijze vergoed te krijgen als een fysiek, ‘face to face’ herhaalpolikliniekbezoek. Bij aanvang van een behandeling zal een arts zijn of haar patiënt willen zien in de spreekkamer, maar voor de verdere behandeling kunnen zorgverleners ook met digitale consulten werken, mits dit veilig is voor de patiënt.

Meer ruimte voor zorg op afstand
Creutzburg: “Door deze aanpassingen in 2018 kunnen we later dit jaar op basis van declaratie-data gaan bekijken wat er gebeurt in ziekenhuizen. Wat we bij een aantal ziekenhuizen hopen te zien, is dat het aantal teleconsulten toeneemt en dat het poliklinisch bezoek naar beneden gaat. We beschikken nu nog alleen over zeer voorlopige gegevens op basis van een aantal ziekenhuizen, dus we kunnen hier nog geen algemene conclusie uit trekken. Meer inzet van eHealth helpt bij meer zorg op afstand en zorg verplaatsen naar thuis, passend bij de hoofdlijnenakkoorden. Voor de zomer willen we een informatiekaart uitbrengen over het teleconsult op basis van meer complete declaratiedata. Hiermee kan het gesprek over de werkelijke inzet van het teleconsult gevoerd worden door de ziekenhuizen zelf op basis van feiten.”
Vanaf 2019 heeft de NZa het mogelijk gemaakt dat telemonitoren samen met consulten op afstand leidt tot een declarabel product. “Ook deze wijziging is in overleg met de bracheorganisaties tot stand gekomen. Ook zorgverzekeraars geven aan dat er veel ruimte is voor bekostiging en inkoop van zorg op afstand”, aldus Creutzburg.
Informatie-uitwisseling
Informatie-uitwisseling in de zorg blijft een taai dilemma. In een interview in 2017 met SmartHealth zei secretaris-generaal Erik Gerritsen desgevraagd dat er meer dan voldoende instrumenten beschikbaar zijn voor de naleving van afspraken over informatie-uitwisseling:
“We hebben al meer dan voldoende instrumenten die doorzettingskracht kunnen effectueren. We hebben de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) die bepaalt dat alleen goede zorg wordt betaald, en dat is dus zorg op basis van informatieafspraken. We hebben het Kwaliteitsinstituut dat bewaakt wat goede zorgstandaarden zijn, en de inspectie die daar toezicht op houdt. En dan hebben we ook nog de verzekeraars die kunnen weigeren om ondeugdelijke zorg in te kopen.”

Erik Gerritsen, secretaris-generaal bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Heeft bekostiging een rol bij het stimuleren van informatie-uitwisseling? “Ik herken wat Erik zegt: de NZa komt in beeld bij het gebruik van informatie-standaarden als die onderdeel zijn van de norm van ‘goede zorg’. Informatie-uitwisseling is dan onderdeel van goede zorg en samenwerking tussen zorgaanbieders. De vraag is hoe expliciet je dat wilt maken. Op dit moment is dat niet expliciet gemaakt in de prestaties", aldus Creutzburg, "maar wel handhaafbaar, omdat zorgverzekeraars moeten borgen dat de (gecontracteerde) zorg in principe voldoet aan normen voor goede zorg, waaronder eventuele informatiestandaarden.”
"De regie ligt bij de patiënt en bij de zorgaanbieders"
“Ook bij het vaststellen van tarieven gaat de NZa uit van de normen voor goede zorg. Het is daarnaast niet uitgesloten dat informatie-standaarden ooit expliciet opgenomen gaan worden in prestaties. Maar als dat niet nodig is, dan doen we dat liever niet om overregulering te voorkomen.” Volgens Creutzburg zijn er vanuit het ministerie van Volksgezondheid veel activiteiten rondom informatie-uitwisseling in het belang van de burger en is er veel geld beschikbaar om informatie-uitwisseling te stimuleren in sectorale programma’s zoals VIPP en OPEN.
“Het kan niet anders dan dat dat effect gaat hebben. De regie ligt bij de patiënt en bij zorgaanbieders, wij als NZa stellen daarop beleid vast in overleg met zorgaanbieders en na signalen uit het veld. De draai die we de afgelopen jaren gemaakt hebben is dat we pro-actiever in gesprek gaan met branches en burgers, bijvoorbeeld door de NZa informatielijn, en kijken naar thema’s die we een duwtje kunnen geven.”
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!